TESTSLEUTEL GENERA SCIOMYZIDAE J.WIND (vernieuwd nov 2017!)
Slakvliegen weetjesEr zijn in Nederland 64 soorten. Ze zijn van zeer klein 2 mm tot groot 14 mm. Er zijn 21 genera. Pelidnoptera was voorheen een aparte familie maar is nu onderdeel van de Slakvliegen. De genera met veel soorten zijn Pherbellia (14 soorten) en Tetanocera (11 soorten).
De Slakvliegen leggen hun eitjes op in de buurt van slakken. De larven van de Slakvliegen voeden zich met slakken. Een aantal is polyfaag maar de meesten zijn vrij specifiek in gastslak keuze. Sommige leven op landslakken, andere op waterslakken, weer andere op naaktslakken
De belangrijkste door slakvliegen gezochte slakken zijn zoetwaterslakken zonder operculum, waterslakken met operculum en landslakken en naaktslakken.
De volgende slakvlieglarven voeden zich met uitsluitend landslakken Salticella, Tetanura, Trypetoptera en Coremacera. Dit zijn soorten die je soms ver van het water en in droge biotopen kunt vinden. Salticella fasciata parasiteert op de zeldzame Zandslak Theba pisana, die in de duinen voorkomt in droge onbeschutte plaatsen niet ver van de kust.Hoewel de Zandslak lokaal voor komt op een aantal plaatsen in de duinen (Katwijk, Zandvoort, Beverwijk) is Salticella fasciata alleen en pas recentelijk waargenomen in de duinen van Walcheren Zeeland.
De volgende soorten voeden zich voornamelijk met waterslakken zonder operculum Colobaea, Psacadina, Hydromya, Pherbina en Elgiva
Sommige soorten voeden zich zowel met landslakken, als moerasslakken van de familie Succineidae als waterslakken zonder operculum Pteromicra (vooral waterslakken), Sepedon. Limnia voedt zich met landslakken en moerasslakken (Succineidae) en vind je veel in blauwgraslanden en orchideenweitjes en rijkere droge graslanden. Binnen de Pherbellia soorten zijn er die zich voeden met waterslakken, met moerasslakken en met landslakken. Pherbellia cinerella is een zeer algemene soort die je vooral veel vindt in drogere biotopen. De Tetanocera soorten vind je voornamelijk bij water, maar sommige ook in drogere biotopen. Ilione voedt zich voornamelijk met oppervlakte waterslakken maar voeden zich ook met slakken die op de bodem in het water leven. Dit geldt ook voor Pherbelli argyra. Deze twee soorten kun je bijvoorbeeld vinden in uiterwaarden die s'winters onder water staan. Sepedon soorten vind je bij water maar ook in heel droge biotopen. Ze hebben een gevarieerd slakken menu met zowel water slakken ld landslakken en moerasslakken.
Anticheta larven voeden zich voornamelijk met slakkeneitjes en minder met levende waterslakken en moerasslakkken. Dichetophora vind je bij waterslakken en landslakken. Euthycera voeden zich met landslakken en ook naaktslakken.
Trypetoptera punctulata predateert op deze zeldzame slak Levenbarende landslak Genaveld tonnetje Lauria cylindrica
(bron: Knutson en Vala (2011) Biology of Snail-killing Sciomyzidae Flies blz. 38, 49)De belangrijkste kenmerken van Sciomyzidae zijn te vinden in de vleugeltekening, de antenne en de flanken en middel en achterdijen. Een goed bovenaanzicht en zijaanzicht is belangrijk, met details van kop en flank. Veel van de grotere soorten zijn redelijk van foto's te onderscheiden.
Sommige soorten zijn op basis van genitale verschillen te onderscheiden. Pherbina coryleti is van Pherbina intermedia te onderscheiden op verschillen in genitaal. P. coryleti heeft een zwarte tuft haar op het mannelijke genitaal (zie foto's) terwijl P. intermedia hier geen zwarte tuft haar heeft. Tetanocera robusta mannetjes hebben een kenmerkend genitaal waarbij het epandrium aan de rechterzijde een teenvormig uitsteeksel heeft wat ontbreekt aan de linkerzijde
De Ilione en Elgiva zijn moeilijk te onderscheiden, maar de vleugeltekening is verschillend. Verder heeft Ilione subalar borstelhaartjes (haartjes vlak onder de vleugelaanzet) en Elgiva niet. Deze subalar borstelhaartjes zitten onder op de subalar richel onder de vleugels. Voor het onderscheid tussen Ilione albiseta en I. lineata moet je kijken naar het prosternum. Het prosternum met borstelhaartjes duidt op I. lineata. Ilione zonder haartjes op het prosernum is I. albiseta. Het prosternum is alleen te zien als je de vlieg goed opprikt en voorheupen/ voorborst wat afstand geeft van de kop, want het prosternum zit anders verscholen achter de kop.
Aat Barendrecht heeft een aantal Sciomyzidae genera uitgelegd (zie onder) in de Vliegenmepper het lijfblad van de sectie Diptera van de N.E.V. en Nederlandse Faunistische Mededelingen EIS Naturalis
TESTSLEUTEL GENERA SCIOMYZIDAE J.WIND (vernieuwd nov. 2017!)
Pherbellia annulipes nieuw in Nederland.
BOVEN